AirAsia Japan werd in 2011 opgericht door het Maleisische AirAsia en het Japanse ANA. De prijsvechter, met Tokio als thuisbasis, was echter geen lang leven beschoren: de resultaten vielen tegen en AirAsia trok zich terug uit de joint venture. ANA besloot in 2013 om het bedrijf voort te zetten als Vanilla Air.

In 2014 werd een nieuwe onderneming met de naam AirAsia Japan opgezet, opnieuw met AirAsia uit Maleisië als grootste investeerder. Daarnaast werden reisonderneming Rakuten, leasemaatschappij Noevir, sportkledingmerk Alpen en investeringsmaatschappij Octave bij het project betrokken als aandeelhouders. De eerste vlucht werd in 2017 uitgevoerd.

Geen toekomst meer
De coronacrisis hakte er, net als bij andere luchtvaartmaatschappijen, ook bij AirAsia Japan flink in. Volgens COO Jun Aida is er alles aan gedaan om het bedrijf te redden, maar bleken alle pogingen om het hoofd boven water te houden zinloos. “We zijn tot de conclusie gekomen dat het uiterst moeilijk wordt om op de huidige voet verder te gaan, zonder enig zich op herstel na de crisis.”

Gedupeerde passagiers krijgen persoonlijk bericht van AirAsia Japan over hun situatie. Het bedrijf raadt hen aan om te proberen om hun geld terug te krijgen bij het reisbureau waar ze hun ticket geboekt hebben, of bij de creditcardmaatschappij.

Het van oorsprong Maleisische AirAsia heeft na het verdwijnen van het Japanse filiaal nog dochterondernemingen in Thailand, Indonesië, India en de Filipijnen. Onlangs uitten accountants nog twijfels over de financiële gesteldheid van AirAsia, maar topman Tony Fernandes stelde later “hoopvol” te zijn over de overlevingskansen van de grootste prijsvechter van Azië.