Mijn co-piloot keek me aan met ogen als schoteltjes toen ik hem vertelde dat ik de eerste vier jaar van mijn vliegcarrière nooit met flight directors vloog. Flight directors zijn twee magentakleurige strips die geprojecteerd op de kunstmatige horizon de gewenste neuspositie van het vliegtuig aangeven. Als je via de autopiloot vanaf kruishoogte het vliegtuig laat dalen geeft de laterale balk aan wat de neusstand moet zijn. Vlieg je op de hand, zonder gebruik van autopiloot, dan volg je de ‘commands’ van de Flight Director om een bepaalde hoogte, klim of daalhoek te vliegen of met behulp van de verticale balk een bocht te draaien. Heb je deze indicators niet, dan moet je zelf op de hand deze neusstanden of bochthelling uitvogelen.
Die eerste vier jaar, tot ik begon als co-piloot op de DC-10, vloog ik kleine een of tweemotorige toestellen waarvan de eigenaar het onderhoud van autopiloot en flight directors maar een dure hobby vond en deze handige - soms eigenlijk onmisbare - technische snufjes achterwege liet.
En daarvan krijg je dus een zogenaamd vlieghandje.Omdat je geen automatisering hebt die je helpt en je taak verlicht moet je zelf de hele tijd snel scannen over je instrumentenpaneel. Daarbij komt dat je met het opbouwen van ervaring ook een soort zesde zintuig opbouwt doordat er denkbeeldige zenuwen vanuit jouw gevoel lopen naar de uiteinden van het vliegtuig. Het minste of geringste hobbeltje, geluidje of ongewoon gedrag houden je alert. Omdat er geen autopiloot is kan je niet lui worden en ben je continu op je qui vive.
Ja, dat is werken als je met een Beech 18, krom van ouderdom uit 1942, in winterweer in het midwesten van de States de kost moet verdienen. Maar één ding leer je er van, namelijk sturen. Vandaar dat dat nog altijd een oude liefde is waar ik nog steeds een hoop lol aan beleef, gewoon zo’n vliegtuig besturen. Of ze nou klein zijn of groot, ze zijn allemaal aan dezelfde natuurkundige wetten onderworpen. Als je in het begin van je carrière een vlieghandje kweekt en die kunst scherp houdt heb je daar je hele leven plezier van. En misschien, ooit, onverhoopt, komt het je nog eens van pas als de automatisering het laat afweten.
Dat is een groot dilemma in elke< airline. Het management van de vliegdienst zou wel willen dat piloten meer op het handje vliegen om die vaardigheid scherp te houden, maar het hoger management ziet vaak niks in deze vrijheden. Want, tja, er kunnen stuurfouten gemaakt worden, het zou oncomfortabel kunnen zijn voor de passagiers, plus dat bakbeest zit vol peperdure en ingewikkelde computers die dat besturen veel zuiverder kunnen, dus laat die a.u.b. aanstaan!
Tot je een landing moet maken waar de zijwind de limieten van de autopiloot overschrijdt of dat je, om maar wat te noemen, op het water moet landen, zoals Sullenberger in zijn A320. Dan is het maar wat fijn als je een getraind vlieghandje hebt. Dus, je ontwikkelt die kunst en behoudt die vaardigheid, het is leuk, het geeft een gevoel van voldoening en het komt vaker van pas dan ze in de managementburelen doorhebben.
Herman Mateboer
[email protected]