SCHIPHOL - KLM Engineering en Maintenance informeert momenteel haar Certifying Staff over de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid die het werken aan vliegtuigen met zich meebrengt. Speciale informatie sessies binnen het bedrijf bieden de technici en hun leidinggevenden de gelegenheid om zich daarvan op de hoogte te stellen.
Gastsprekers zijn mw. Mr. Van Eeten van de Inspectie Verkeer & Waterstaat, Analyse Bureau Luchtvaartvoorvallen (ABL) en dhr. Mr. Smits, luchtvaartdeskundige van Smits Advocaten. De Nederlandse Vereniging van Luchtvaarttechnici is blij dat er duidelijkheid wordt verschaft over de positie van de specifieke beroepsgroep die de Certifying Staff inneemt.
”Lange tijd was aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid een grijs gebied binnen de wereld van vliegtuigonderhoud. Wie is waar verantwoordelijk voor? Wat voor consequenties kan de juridische aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid hebben voor de Certifying Staff?”, aldus de vereniging.
Na een incident met een vliegtuig kan de vliegtuigtechnicus als getuige of zelfs verdachte worden opgeroepen. Uit de huidige wet- en regelgeving blijkt dat de Certifying Staff individueel verantwoordelijk is.
Vorig jaar heeft de NVLT daarover zelf een informatiesessie voor haar eigen leden gehouden. De advocaat van de NVLT gaf aan de hand van voorbeelden uitleg over de gevolgen die de Wet Luchtvaart en het Wetboek van Strafrecht kunnen hebben als een vliegtuig en/of inzittenden in gevaar is gekomen of
zelfs verongelukt.
Na deze sessies bij de KLM zal de NVLT zich sterk maken om ook bij andere Nederlandse vliegtuigonderhoudbedrijven het certificeringspersoneel voor te lichten over de rol die zij als beroepsgroep hebben in het waarborgen van de vliegveiligheid.
Een luchtvaartoperator is verplicht zijn vliegtuigen door een gecertificeerd onderhoudsbedrijf te laten onderhouden volgens het door de fabrikant en de luchtvaartwet voorgeschreven onderhoudsschema. Een vliegtuigonderhoudbedrijf is, om gecertificeerd te kunnen zijn voor het onderhoud van luchtvaartuigen, verplicht de beschikking te hebben over certificeringspersoneel. Hierbij geldt dat de betrokken medewerkers individueel verantwoordelijk zijn voor de vrijgave van een luchtvaartuig.
De Certifying Staff verklaart middels een Certificate of Release to Service (CRS, bewijs van vrijgave voor gebruik) dat de werkzaamheden binnen de scope van zijn autorisatie conform voorschriften zijn uitgevoerd en dat het vliegtuig vrijgegeven is voor gebruik en daarmee geschikt bevonden is voor het uitvoeren van een veilige vlucht.
Op basis van de Part-66 Aircraft Maintenance License (AML) en de Part-145 certificeringbevoegdheid (vliegtuigonderhoudsbedrijf) oefent de GWK zijn certificeringbevoegdheden uit, uit naam van het vliegtuigonderhoudsbedrijf. De GWK handelt hierin autonoom vanuit zijn eigen (wettelijke) verantwoordelijkheid. Dat wil zeggen dat zijn beslissing, CRS of niet, onomkeerbaar is.
De permanente luchtwaardigheid van de vliegtuigen wordt geborgd door het uitvoeren van de voorgeschreven inspectie- en onderhoudswerkzaamheden. De GWK is persoonlijk aansprakelijk en kan bestuursrechtelijk worden vervolgd. Daarnaast kan bij het niet naleven van de meldplicht van voorvallen een bestuursrechtelijke boete worden opgelegd.
Gastsprekers zijn mw. Mr. Van Eeten van de Inspectie Verkeer & Waterstaat, Analyse Bureau Luchtvaartvoorvallen (ABL) en dhr. Mr. Smits, luchtvaartdeskundige van Smits Advocaten. De Nederlandse Vereniging van Luchtvaarttechnici is blij dat er duidelijkheid wordt verschaft over de positie van de specifieke beroepsgroep die de Certifying Staff inneemt.
”Lange tijd was aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid een grijs gebied binnen de wereld van vliegtuigonderhoud. Wie is waar verantwoordelijk voor? Wat voor consequenties kan de juridische aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid hebben voor de Certifying Staff?”, aldus de vereniging.
Na een incident met een vliegtuig kan de vliegtuigtechnicus als getuige of zelfs verdachte worden opgeroepen. Uit de huidige wet- en regelgeving blijkt dat de Certifying Staff individueel verantwoordelijk is.
Vorig jaar heeft de NVLT daarover zelf een informatiesessie voor haar eigen leden gehouden. De advocaat van de NVLT gaf aan de hand van voorbeelden uitleg over de gevolgen die de Wet Luchtvaart en het Wetboek van Strafrecht kunnen hebben als een vliegtuig en/of inzittenden in gevaar is gekomen of
zelfs verongelukt.
Na deze sessies bij de KLM zal de NVLT zich sterk maken om ook bij andere Nederlandse vliegtuigonderhoudbedrijven het certificeringspersoneel voor te lichten over de rol die zij als beroepsgroep hebben in het waarborgen van de vliegveiligheid.
Een luchtvaartoperator is verplicht zijn vliegtuigen door een gecertificeerd onderhoudsbedrijf te laten onderhouden volgens het door de fabrikant en de luchtvaartwet voorgeschreven onderhoudsschema. Een vliegtuigonderhoudbedrijf is, om gecertificeerd te kunnen zijn voor het onderhoud van luchtvaartuigen, verplicht de beschikking te hebben over certificeringspersoneel. Hierbij geldt dat de betrokken medewerkers individueel verantwoordelijk zijn voor de vrijgave van een luchtvaartuig.
De Certifying Staff verklaart middels een Certificate of Release to Service (CRS, bewijs van vrijgave voor gebruik) dat de werkzaamheden binnen de scope van zijn autorisatie conform voorschriften zijn uitgevoerd en dat het vliegtuig vrijgegeven is voor gebruik en daarmee geschikt bevonden is voor het uitvoeren van een veilige vlucht.
Op basis van de Part-66 Aircraft Maintenance License (AML) en de Part-145 certificeringbevoegdheid (vliegtuigonderhoudsbedrijf) oefent de GWK zijn certificeringbevoegdheden uit, uit naam van het vliegtuigonderhoudsbedrijf. De GWK handelt hierin autonoom vanuit zijn eigen (wettelijke) verantwoordelijkheid. Dat wil zeggen dat zijn beslissing, CRS of niet, onomkeerbaar is.
De permanente luchtwaardigheid van de vliegtuigen wordt geborgd door het uitvoeren van de voorgeschreven inspectie- en onderhoudswerkzaamheden. De GWK is persoonlijk aansprakelijk en kan bestuursrechtelijk worden vervolgd. Daarnaast kan bij het niet naleven van de meldplicht van voorvallen een bestuursrechtelijke boete worden opgelegd.