LELYSTAD - Luchtverkeersleiding Nederland voert aanpassingen door in de procedures en werkwijzen op Lelystad Airport. Dat gebeurt op basis van de ervaringen van de eerste maand van de inregelperiode op het vliegveld, waar de luchtverkeersleiding pas sinds 7 november actief is.
Vliegbedrijven waarschuwden voor de veiligheid op Lelystad Airport als gevolg van de invoering van luchtverkeersleiding. Piloten gaven aan zich minder veilig voelen sinds de komst daarvan. Ook zou er sprake zijn geweest van bijna-ongevallen. In overleg met de gebruikers zijn nu een aantal maatregelen genomen.
De door LVNL aangekondigde verbeteringen gaan op zaterdag 7 december om 7.00 uur in en zijn gericht op het verminderen van de drukte op de radiofrequentie en op het gebruik van de lokale routes voor klein verkeer.
De op 7 november gestarte inregelperiode op Lelystad Airport is bedoeld om, voordat het groot handelsverkeer er is, ervaring op te doen en te wennen aan de nieuwe procedures en werkwijzen. Dit is bedoeld voor zowel de luchtverkeersleiding, de huidige gebruikers en de luchthaven.
Voor 7 november vloog het verkeer op Lelystad zonder begeleiding van de luchtverkeersleiding. Voor de huidige gebruikers is er veel veranderd: het ‘circuit’ is verplaatst, piloten hebben toestemming nodig om te taxiën, te starten en te landen en luchtruimkaarten zijn aangepast.
Minder radiocommunicatie
Om te zorgen dat er niet teveel communicatie tegelijk op de radiofrequentie is, is met de maatregel expliciet aangegeven welke informatie gemeld moet worden door piloten. Dat is nu de registratie van het vliegtuig, welke weersinformatie ze hebben geluisterd, hun positie en wat hun intentie is (bijvoorbeeld landen of alleen overvliegen).
Ook is verduidelijkt dat piloten zich niet hoeven te melden op bepaalde punten als ze vertrekken, en is het niet meer nodig om te melden dat ze hun motor uitzetten. Dit geeft volgens LVNL “rust en ruimte voor andere piloten om bijvoorbeeld toestemming te vragen om het luchtruim in te vliegen”.
Eenrichtingsverkeer
Daarnaast worden de routes voor het kleine verkeer in de nabijheid van de luchthaven tijdelijk ‘eenrichtingsverkeer’ in plaats van dat ze in twee richtingen gebruikt worden. Op deze manier is de routestructuur simpeler voor de piloten. De route voor landend verkeer is vanaf de noordkant en vertrekkend verkeer vliegt weg richting het zuiden.
Alleen bij slechter zicht of bij specifieke vliegplannen van huidig verkeer waar deels op zicht en deels op instrumenten gevlogen wordt kunnen de piloten met toestemming van de luchtverkeersleiding ook via de zuidelijke route vliegen om te landen. Alleen het gebruik van de lokale routes wordt aangepast, in de ligging of de hoogte verandert er niets.