DEN HAAG - De Procescommissie Evaluatie Schipholbeleid heeft donderdagochtend (16 juni) de eerste adviezen die aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn uitgebracht openbaar gemaakt. De commissie heeft het kabinet aandacht gevraagd voor het wantrouwen dat tussen alle partijen in het Schipholdebat is gegroeid. Het beeld over de betrouwbaarheid van de overheid heeft volgens de commissie de afgelopen periode ‘onmiskenbaar’ schade opgelopen.
Volgens Wim Derksen, de voorzitter van de commissie, legt het onderlinge wantrouwen een ernstig beslag op het Schipholdossier. “Als gevolg daarvan overheerst bij velen reeds bij voorbaat scepsis over de uitkomsten van de evaluatie. De procescommissie ziet het als haar opdracht te voorkomen dat de evaluatie al bij voorbaat door betrokkenen wordt gediskwalificeerd”, zo sprak Derksen tijdens een persconferentie in Nieuwspoort.
De commissie wijst het ministerie op het gevaar dat nieuw onderzoek niet de dialoog zal steunen maar er eerder voor zal zorgen dat partijen verder uit elkaar komen te staan. “In een zo complex dossier als het onderhavige, waarin zoveel partijen met verschillende belangen en percepties een rol spelen, kan het een valkuil zijn om te trachten 'objectiverend' de effectiviteit van het beleid te meten”, aldus Derksen.
De procescommissie beveelt in plaats daarvan aan een breed evaluatieonderzoek te doen uitvoeren dat tegemoet komt aan de verwachtingen van alle betrokkenen en waarmee het wantrouwen van betrokkenen kan worden weggenomen. Voorzitter Derksen: “Nadrukkelijk moet worden voorkomen dat de overheid zijn eigen evaluatie uitvoert, waarin de andere partijen zich straks niet kunnen herkennen.”
Geluidsbeleving
Een anders advies van de commissie is om de perceptie van geluidsbelasting als beleving van hinder mee te nemen. Volgens de leden is de geluidsbeleving een belangrijke bron van conflicten en daaruit voortvloeiend wantrouwen. Dit zou komen omdat het geluid niet wordt gemeten maar wordt berekend en omdat een deel van het geluid buiten beschouwing wordt gelaten.
Verder vindt de commissie dat de gelijkwaardigheidtoets zoals die momenteel wordt uitgevoerd, voldoet aan hetgeen de Eerste Kamer indertijd in de motie-Baarda heeft gevraagd. In deze motie wordt de regering verzocht het stelsel van inrichting en gebruik van Schiphol zodanig aan te passen dat gelijkwaardigheid met de Planologische Kernbeslissing Schiphol wordt gerealiseerd.
Wel vindt de commissie dat de indieners van de motie, in een poging de betrouwbaarheid van de overheid in het Schipholdebat te vergroten, met hun motie eerder het tegendeel hebben bereikt. Gevreesd wordt dat de uitvoering van de motie-Baarda een nieuw kristallisatiepunt van wantrouwen in het Schipholdossier wordt.
De Procescommissie Evaluatie Schipholbeleid ging op 8 maart van start en is door de staatssecretaris van Verkeer ingesteld om de onafhankelijkheid en objectiviteit van de evaluatie van het Schipholbeleid te bewaken.
Volgens Wim Derksen, de voorzitter van de commissie, legt het onderlinge wantrouwen een ernstig beslag op het Schipholdossier. “Als gevolg daarvan overheerst bij velen reeds bij voorbaat scepsis over de uitkomsten van de evaluatie. De procescommissie ziet het als haar opdracht te voorkomen dat de evaluatie al bij voorbaat door betrokkenen wordt gediskwalificeerd”, zo sprak Derksen tijdens een persconferentie in Nieuwspoort.
De commissie wijst het ministerie op het gevaar dat nieuw onderzoek niet de dialoog zal steunen maar er eerder voor zal zorgen dat partijen verder uit elkaar komen te staan. “In een zo complex dossier als het onderhavige, waarin zoveel partijen met verschillende belangen en percepties een rol spelen, kan het een valkuil zijn om te trachten 'objectiverend' de effectiviteit van het beleid te meten”, aldus Derksen.
De procescommissie beveelt in plaats daarvan aan een breed evaluatieonderzoek te doen uitvoeren dat tegemoet komt aan de verwachtingen van alle betrokkenen en waarmee het wantrouwen van betrokkenen kan worden weggenomen. Voorzitter Derksen: “Nadrukkelijk moet worden voorkomen dat de overheid zijn eigen evaluatie uitvoert, waarin de andere partijen zich straks niet kunnen herkennen.”
Geluidsbeleving
Een anders advies van de commissie is om de perceptie van geluidsbelasting als beleving van hinder mee te nemen. Volgens de leden is de geluidsbeleving een belangrijke bron van conflicten en daaruit voortvloeiend wantrouwen. Dit zou komen omdat het geluid niet wordt gemeten maar wordt berekend en omdat een deel van het geluid buiten beschouwing wordt gelaten.
Verder vindt de commissie dat de gelijkwaardigheidtoets zoals die momenteel wordt uitgevoerd, voldoet aan hetgeen de Eerste Kamer indertijd in de motie-Baarda heeft gevraagd. In deze motie wordt de regering verzocht het stelsel van inrichting en gebruik van Schiphol zodanig aan te passen dat gelijkwaardigheid met de Planologische Kernbeslissing Schiphol wordt gerealiseerd.
Wel vindt de commissie dat de indieners van de motie, in een poging de betrouwbaarheid van de overheid in het Schipholdebat te vergroten, met hun motie eerder het tegendeel hebben bereikt. Gevreesd wordt dat de uitvoering van de motie-Baarda een nieuw kristallisatiepunt van wantrouwen in het Schipholdossier wordt.
De Procescommissie Evaluatie Schipholbeleid ging op 8 maart van start en is door de staatssecretaris van Verkeer ingesteld om de onafhankelijkheid en objectiviteit van de evaluatie van het Schipholbeleid te bewaken.