In de luchtvaartwereld hebben we te maken met regelgevingsorganisaties die lijken te vechten voor bestaansrecht. Hoe kom ik tot deze conclusie? We begonnen lang geleden met de International Civil Aviation Organization (ICAO), opgericht om een standaardisatie te bereiken in de luchtvaart en zo een veilige en gecontroleerde groei voor te staan. Op zich is standaardisatie natuurlijk een geweldig idee maar na zestig jaar mag je toch verwachten dat het einde van dit proces een beetje in zicht is.
We hebben nog een regelgever; de European Civil Aviation Conference (ECAC). Deze organisatie streeft nagenoeg dezelfde idealen na als de ICAO; harmonisatie van regelgeving om een veilige, efficiënte en, hoe Europees, duurzame luchtvaart te verkrijgen. Ook deze organisatie moest een zinvol 'zijn' kunnen ervaren en regelde er dus lekker op los. Uit de ECAC kwam de “Joint Aviation Authorities” (JAA) voort met hun een beetje EU, een beetje ICAO en natuurlijk eigen regelgeving.
De Nationale Luchtvaartautoriteiten van de Europese lidstaten werden verantwoordelijk gemaakt en moesten dus op de JAA regel uitvoering toe zien. Zij interpreteerde de regels die over hen werden uitgestort soms anders maar kwamen ook met eigen toevoegingen.
We zijn er nog niet want om het nog leuker te maken is nog een regelgevingsorganisatie opgericht met de naam European Aviation Safety Agency (EASA). Deze leefde enige tijd samen met de JAA tot die besloot zich op te heffen. De EASA is ook voortvarend van wal gestoken en regels en voorschriften komen in dikke stromen uit alle poriën van het Keulse hoofdkwartier.
Al deze regelgevingsinstanties zijn dus veroordeeld tot het maken van regels om hun opdrachtgevers te bevredigen of zichzelf in stand te houden. Wie geen regels maakt heeft geen functie dus verliest zijn bestaansrecht.
De luchtvaartsector probeert met man en macht achter alle regelgeving aan te lopen en de verwarring is groot. Onze eigen Inspectie Verkeer en Waterstaat afdeling Luchtvaart weet het soms ook niet meer en dat kan ik best begrijpen. Zoals gezegd; ook zij krijgen van alle kanten regelgeving over zich uitgestort en moeten er dan maar mee aan de slag.
De kosten die een ‘regelgevingsfeest’ met zich meebrengen zijn gigantisch. Denk maar aan de ICAO-regel dat iedereen op de wereld, op niveau, Engels moet spreken. In Nederland moet iedere piloot, zelfs al heb je een Amerikaansbrevet met de aantekening ‘English Proficient’, een paar honderd Euro lappen om een test te doen. In Spanje krijg je de aantekening zonder betaling bijgeschreven…in Amerika kost het twee dollar en in China maken ze zich helemaal nergens druk om, want zij hebben hun eigen regelgevingsfabriek.
De sector is niet tegen regels en wetten als dit de veiligheid verhoogt, maar heeft wel recht op eenduidigheid en een gezonde balans tussen de regels en de daardoor veroorzaakte kosten. De regelgeving lijkt een doel op zich te worden maar uiteindelijk moet men begrijpen dat regels nooit een substituut zijn voor gezond verstand of vliegerschap.
Harry Haas
Voorzitter European Federation Historic Aviation