Wat zou ik graag willen dat de vliegende auto echt bestond. ‘s Ochtends de garagedeur open en met de hele familie instappen. Dan de motor starten en naar buiten met de wondermachine. Linksaf de straat in en een beetje vaart maken. Goed uitkijken, aan het stuurtje trekken en….daar gaan we. De huisjes worden kleiner en we vliegen al snel over de eerste files.
Het zonnetje schijnt en achterin roept de kleine: “Papa zijn we d’r al?” De oudste roept met iets meer hartstocht: “Hé mama wanneer krijg ik nou eens eindelijk ijs?” Uit de ijsdispenser haalt mijn vrouw twee raketjes en een split. Zelf pakt ze een spaatje blauw uit de minibar.
De vliegTomTom geeft aan dat we al over de helft zijn. We moeten alleen eerst even tanken. Soepeltjes zet ik mijn vlotootje op de vluchtstrook bij het benzinestation en we gooien de tank vol. Als we het tankstation uitrijden stel ik zoals altijd de vraag: “Jongens, wat doen we? Rijden of vliegen?”
Wat is het toch jammer dat het nooit meer zal gebeuren. Sinds het begin van de luchtvaart is een vliegende auto het ultieme doel voor vele ontwerpers geweest. Tientallen ontwerpen zijn al bedacht, getekend en gebouwd. Een enkele heeft zelfs gevlogen. Het meest succesvol zijn de Aerocar modellen die Molt Taylor zestig jaar geleden ontwierp. Een klein autootje met de vleugels daarachter op een aanhangwagen. Op het vliegveld moest je de vleugels er even aanplakken en opeens was het een vliegtuigje geworden.
Het beste concept is de vierpersoons Skycar van Paul Moller, die al dertig jaar bezig is om in samenwerking met onder andere Boeing een totaalplan voor vliegende auto’s van de grond te krijgen. Zijn uitvinding is er een waarbij je zelf niet hoeft te kunnen vliegen. Je stapt in, toetst de postcode van de bestemming op een schermpje en wacht rustig af. Als het apparaat de route heeft gecoördineerd met de centrale verkeersleiding, starten de motoren vanzelf en vliegt het als een onbemand vliegtuigje op eigen initiatief naar de bestemming. Een prachtconcept, maar of het er ooit van komt?
Afgelopen week maakten zowel de vliegende auto van het Amerikaanse Terrafugia als de Nederlandse PAL-V een testvlucht. Voor slechts een paar honderdduizend euro ben je klaar. Dan kun je met een raar autootje over de weg rijden. Als je er het vliegveld al mee op komt, dan kun je vanaf daar opstijgen. Als je tenminste een geldig vliegbrevet hebt. En als het weer niet al te slecht is. En als het nog licht is. Het lijkt verdorie net een sportvliegtuig.
Dus jongens, wat doen we? Rijden of vliegen?
Mijn lieve vrouw komt met het antwoord: "Misschien is het beter als we het laatste stukje gewoon blijven rijden. Door de turbulentie is het voor de kids toch een beetje lastig om te PSP-en en eigenlijk kan ik mijn e-mailtjes ook al bijna niet lezen."
Ik tel maar weer tot tien en sluit rustig achter aan in de file.
Jan Cocheret
[email protected]