Barbara, de dochter van een bevriende collega-vlieger, was balletdanseres. Na een jarenlange opleiding mocht ze beginnen bij een bekend dansgezelschap. Maar Covid kwam en de theaters gingen dicht. Na een maandje stilzitten, kwam ze bij haar vader en zei: "Pap, ik wil gaan vliegen." De stilte was oorverdovend. Papa stopte even met ademen. Dit was wel het laatste dat hij verwacht had. Niet dat hij er problemen mee had, integendeel. Maar vanaf dat ze kon lopen was ze alleen bezig geweest met dansen en ballet. Natuurlijk vond ze het altijd leuk om te gaan vliegen, maar om het zelf te gaan doen? Dat had hij gewoon nooit zien aankomen.
Drie jaar later heeft Barbara haar brevet en deze zomer begint ze als copiloot op een Embraer. Vanaf dat moment hoort ze bij de exclusieve groep van vrouwelijke piloten die wereldwijd al jaren gemiddeld niet meer dan vijf procent van de cockpitbevolking uitmaakt. In Nederland ligt het percentage vrouwen in de cockpit net als in de meeste Europese landen en ook in Amerika met zes procent een fractie boven dat gemiddelde.
Er zijn drie landen die er uitspringen. In Ierland en Zuid-Afrika is het percentage vrouwelijke piloten met tien procent twee keer zo hoog als in de rest van de wereld. Maar de echte winnaar is India, waar bijna vijftien procent van de piloten vrouw is. Drie keer zo veel vrouwelijke vliegers in een land dat op de wereldwijde schaal van gelijkheid tussen mannen en vrouwen op een schamele 135ste plaats staat? De oorzaak van deze verschillen is moeilijk te vinden.
Vanaf het moment dat de culturele barrières geslecht zijn, is volstrekt duidelijk dat vrouwen net zo goed kunnen vliegen als mannen. Sterker nog, uit alle cijfers blijkt dat vrouwelijke piloten minder vaak betrokken zijn bij vliegtuigongelukken dan hun mannelijke collega's. En vanuit mijn eigen ervaring als instructeur en examinator kan ik alleen maar zeggen dat ik geen enkel verschil zie tussen mannelijke en vrouwelijke piloten. Daarom vind ik het gek dat het aantal vrouwelijke collega's de afgelopen jaren eigenlijk niet is gestegen.
In India krijgen vrouwelijke piloten een half jaar betaald ouderschapsverlof en daarna is er de mogelijkheid om vijf jaar parttime te vliegen, maar in veel landen zijn er vergelijkbare regelingen. Wat waarschijnlijk wel heeft meegeholpen is het feit dat meisjes al vanaf 1950 gesubsidieerd kunnen leren vliegen bij het 'National Cadet Program', een jeugdafdeling van het Indiase leger. In de jaren negentig is India als een van de eerste landen ter wereld begonnen met het promoten van technische beroepen, waarbij vooral jonge vrouwen werden aangemoedigd om voor een technische beroepsopleiding te kiezen.
De mogelijkheden zijn er, ook in Nederland, maar er mag wel eens wat meer gestimuleerd en geïnspireerd worden. Het moet toch mogelijk zijn om het percentage vrouwen in de cockpit op zijn minst naar Indiaas niveau te tillen, al zie ik zelf vijftig procent als een veel beter doel. Waarschijnlijk moeten we dan wel onze pijlen gaan richten op de Nederlandse dansopleidingen.
Jan Cocheret
Gezagvoerder