"Gek idee", zei collega-schrijver Erik Brouwer, terwijl we naar een vijftal impeccable gerestaureerde P-51 Mustangs in een hangar in de buurt van Orlando stonden te gapen.
"Gek idee, dat deze vijf Mustangs bij elkaar nog geen kwart waard zijn van wat die geparkeerde Gulfstream V daar verderop kost. Een Mustang heb je al voor twee miljoen dollar. De Gulfstream kost veertig."
We gaan even door. Voor één jumbojet heb je alle wereldwijd vliegende Mustangs. Dat zijn er namelijk honderdtwintig. Dan hebben we het overigens wel over de '400', want die kostte kort geleden nog rond de 250 miljoen.
De nieuwe 747-8F, die maar iets groter en zuiniger is, kost opeens 320 miljoen. Dat is overigens weer vijftien (!) keer zoveel als wat de eerste B747-100 in 1967 kostte. Die had u destijds voor minder dan vijfentwintig miljoen. Een hedendaagse 737 kost al ruim twee keer zo veel. Die nieuwe jumbo mag blijkbaar opeens zo duur zijn, omdat-ie concurreert met de A380, die ruim 400 miljoen kost.
Allemaal nominale dollars, natuurlijk. Als u ze om wilt rekenen naar inflatie-gecorrigeerde of BigMac-equivalente dollars moet u dat zelf even doen.
Uurprijzen vergelijken we een volgende keer wel, maar misschien is een leuk voorschotje dat een beetje businessjet rond de 2500 dollar per uur kost. En laat dat nou precies zijn wat de meeste operators ook vragen voor een uurtje in een DBO P-51! En daar zit geen woekerwinst op, kan ik u verklappen.
Opmerkelijk is dat zelfs een instapmodel businessjet, een Cessna Mustang, al anderhalf keer zo veel kost als zo’n gerestaureerde, maar volledig luchtwaardige oorlogsheld.
Als ik overigens tussen de beide Mustangs moest kiezen, wist ik het wel.
Dan kwam ik elk weekend even een low pass maken in mijn P-51 op alle groene velden. En dan ging ik naar Cannes, Nice en St. Tropez lekker met de KLM.
Goof Bakker
(Goof Bakker is tekstschrijver en reclame- en PR-specialist)