Naar aanleiding van de vliegramp boven Oekraïne gaf ik een interview aan de NRC. Daar kwamen van verschillende zijden interessante reacties op. Een van de reacties kwam van een collega van de Universiteit van Tilburg. Hij nodigde mij uit om een gastcollege te komen geven.
Omdat ik altijd graag wil weten met welke voorkennis de studenten de collegezaal betreden, vroeg ik mijn collega daarnaar. Anders dan dat de studenten meer of minder vaak vliegen, moest ik geen voorkennis verwachten. Dat bracht mij tot het idee om dan te kiezen voor een uiteenzetting over hoe het internationaal commercieel vliegverkeer juridisch geregeld is. De Chicago-Conventie van 1944 is dan 'verplichte' kost. Het lijkt mij dat de ramp ons heeft duidelijk gemaakt dat internationaal vliegverkeer ondanks de goede bedoelingen van de Conventie nog niet volledig vanzelfsprekend is. Landen hebben in beginsel soevereiniteitsrechten met betrekking tot het luchtruim boven hun grondgebied. Het recht van 'Overvliegen' moet bij verdrag gevraagd en tegen voorwaarden verleend. Daaruit is decennialang het vliegverkeer geregeld. Er ontstonden 'Flagcarriers', luchtvaartondernemingen die bij uitsluiting van andere de verworven luchtvaartrechten kregen toebedeeld.
Flagcarriers waren dan verlengstukken van de vervoerpolitiek van landen. Deze ondernemingen waren op die manier uitvoerders van luchtvaartpolitieke bedoelingen. In ons land werd KLM de Flagcarrier. Soms bleek dat de ambities van een Flagcarrier werden verheven tot luchtvaartbeleid. Soms bleef een regering in de 'drivers seat'. In het geval van de verhouding tussen El Al en de Israëlische regering kan gesproken worden van een regeringsverantwoordelijkheid voor het instandhouden van 'vitale' luchtvaartverbindingen. Ik zou zelfs willen stellen dat in beginsel luchtvaartpolitiek behoort uit te gaan van een verantwoordelijkheid voor vitale verbindingen. In de praktijk kan daar van worden afgeweken, doch er moet altijd een besef blijven bestaan van in het geding zijnde 'vitale' belangen. Dit besef staat natuurlijk ver van de ervaring van studenten. Laat daarin mijn taak bestaan om dat besef enigermate bij de tijd te houden. Het college is voorzien voor 5 september aanstaande.
Prof. Dr. Hugo B. Roos
Emeritus hoogleraar
[email protected]
Bekijk ook onderstaande reportage