DEN HAAG - Op Schiphol moeten grondmedewerkers bij slecht zicht gates beter controleren op de aanwezigheid van vliegtuigen. Reden is een incident op 13 december 2013, waarbij een Boeing 757-200 van US Airways met de rechter vleugeltip het linker vleugeluiteinde raakte van een geparkeerde Boeing 737-800 van KLM, die bij de gate ernaast klaarstond voor vertrek. Dat meldt de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Bij gate D51 op Schiphol kan geen Boeing 757 worden geparkeerd als bij de ernaast gelegen gate D49 een Boeing 737 staat geparkeerd. De onderlinge afstand tussen beide gates is onvoldoende voor de gezamenlijke spanwijdtes van beide vliegtuigtypen.
Het Gate Management Systeem zou dat normaalgesproken moeten aangeven, maar het systeem functioneerde niet naar behoren, zodat de gateplanner D51 aan de vliegers van de Amerikaanse Boeing doorgaf als de gate waar zij moesten parkeren. Op D49 stond dus nog de vertraagde Boeing 737 van KLM geparkeerd.
Controleren
De ‘docker’ die het US Airways-toestel bij gate D51 moest afhandelen had volgens de Onderzoeksraad in het verleden slechts sporadisch vliegtuigen op de betreffende gate afgehandeld. Hij merkte evenmin op dat er sprake was van een conflicterende situatie. Na het voorval heeft de afdeling Apron Planning & Controle op Schiphol een operationele maatregel getroffen om bij beperkt zicht de gates te laten controleren op eventuele aanwezigheid van vliegtuigen.
Het toestel van KLM stond op het punt te vertrekken naar Rome en het vliegtuig van US Airways was geland na een vlucht vanuit Philadelphia. Een groot deel van de blended winglet van het KLM-toestel brak daarbij af; de 757 liep aanzienlijke schade op aan de vleugelvoorrand.