SCHIPHOL - Luchthaven Schiphol voert de komende jaren proeven uit met wezels en een speciaal soort gras om het aantal veldmuizen rond de start- en landingsbanen te beperken. Daardoor moet het gebied minder aantrekkelijk worden voor roofvogels, die een risico vormen voor vliegtuigen.
De graspercelen rond Schiphol vormen een ideale leefomgeving voor veldmuizen. De aanwezigheid van deze prooidieren trekt roofvogels aan, die onwenselijk zijn in verband met de vliegveiligheid. De luchthaven zet al continu in op beheer en monitoring door vogelwachters om aanvaringen tussen vliegtuigen en vogels te vermijden.
Vogels zoals blauwe reiger, buizerd en torenvalk zorgen voor een risico. Schiphol probeert de veldmuisstand in de graspercelen rond de luchthaven op een aanvaardbaar niveau te houden. Hiervoor wordt een populatiemonitoring uitgevoerd om de effecten van het gevoerde beheer te meten.
Onderzoek
Om de veldmuizenpopulatie op de luchthaven te monitoren wordt sinds 2005 onderzoek gedaan op een groot aantal locaties met de zogenaamde heropende gaatjes-methode. Elke locatie wordt beoordeeld op de aanwezigheid van veldmuizensporen, en aangetroffen gaatjes worden dichtgestopt met zand. Een dag later wordt gecontroleerd welk percentage van de dichtgestopte holletjes door veldmuizen heropend is. Dit is een maat voor activiteit en voor aanwezige aantallen veldmuizen.
Ook vogelpopulaties worden op Schiphol volgens een vaste methodiek gemonitord door gestandaardiseerde tellingen uit te voeren. Dit wordt gedaan door iedere veertien dagen telkens een vaste route te rijden in een voertuig met lage snelheid. De luchthaven is verdeeld in telvakken waar de vogels per soort en per telvak worden geturfd. De tellingen vinden telkens plaats op dezelfde uren van de dag en worden jaarrond uitgevoerd door dezelfde persoon.
De resultaten van de veldmuizenmonitoring laten zien dat veldmuizen op Schiphol om de drie á vier jaar populatiepieken doormaken, die daarna weer instorten. Gegevens uit de vogeltellingen laten zien dat muisgerelateerde soorten meepieken met de veldmuizenpopulatie op Schiphol. Er is dus duidelijk een verband tussen de aantallen veldmuizen en de aantallen roofvogels.
Dit is een bekend verschijnsel. Voor roofvogels geldt: hoe meer prooien er te vinden zijn, hoe beter doorvoed de (moeder)vogels, hoe groter de broedsels, hoe groter het overlevingssucces is van jonge vogels.
Experimenten
De monitoring wordt uitgevoerd door Silvavir ecologisch advies, een onafhankelijk extern ecologisch adviesbureau. De gegevens die voortkomen uit de monitoring zijn sturend voor de gevoerde beheersmaatregelen op Schiphol. Zo wordt het verjagen en beheren van vogels door vogelwachters actief gestuurd op basis van ecologische monitoring.
Veldmuizen worden onder andere geweerd door een intensief maaibeheer. Ook wordt er geëxperimenteerd met het wel of niet afvoeren van maaisel, aangepaste zaaidichtheden en verschillende grastypen. De extreem grote oppervlaktes gras op Schiphol (1.300 hectare, red.) maakt het echter lastig en kostbaar om beheer op grote schaal om te gooien en te toetsen. Ook zijn bij veldmuizen piekjaren nooit te voorkomen omdat dit een natuurlijk verloop is van de populatie. Eén van die grastypen die de laatste jaren is ingezet is het zogenaamde ‘Clearsky’ mengsel. Dit mengsel zou minder geschikt moeten zijn voor veldmuizen. Of dat zo is wordt de komende jaren op Schiphol getest.
De aanwezigheid van grondgebonden roofdieren heeft ook invloed op veldmuizen en zij leveren geen gevaar op voor het vliegverkeer. Schiphol voert de komende jaren dan ook een project uit waarbij delen van de luchthaven beter geschikt worden gemaakt als leefgebied voor wezels. Wezels zijn echte veldmuisspecialisten en zijn wellicht bereid een handje te helpen in het op een aanvaardbaar niveau houden van de veldmuizenpopulatie.