SCHIPHOL - Het lijkt op een boodschap vol eigenbelang, dat weet directeur Martin van Grieken van luchtvaartopleider VTOC ‘Fokker’ zelf ook heel goed. “Maar”, zo nuanceert hij dat verwijt, “wij zitten tot 2012 al vol. Het gaat niet om extra klandizie. Ik vind gewoon dat we in Nederland met het technisch luchtvaartonderwijs de verkeerde kant opgaan. Er komen gediplomeerde mensen op de markt die nog niet eens weten wat de voor- of achterkant van een vliegtuig is.”
Van een plotselinge ommezwaai in het opleidingsniveau is geen sprake, erkent Van Grieken. Toch stelt de directeur van de voormalige Fokker-vakschool dat er sprake is van een ‘zorgwekkende ontwikkeling’.”Wij hebben geschoold personeel in huis, uiteraard ook ex-werknemers van Fokker. Op andere opleidingsinstituten voor luchtvaarttechnici kunnen ze niet aan gekwalificeerde docenten komen.”
De gevolgen van die situatie raken het VakTechnisch OpleidingsCentrum (VTOC) ‘Fokker’ niet direct. Maar ze zijn wel merkbaar in de luchtvaart, zegt Van Grieken. “Er worden jonge mensen opgeleid zonder praktijkonderwijs. Die moeten na een paar jaar theorie aan vliegtuigen gaan sleutelen. Maar dat is natuurlijk leren zwemmen uit een boekje. Ik krijg geregeld ouders van studenten aan de lijn die me vragen wat ik voor ze kan betekenen. Hun kind wil graag vliegtuigtechnicus worden bij de luchtmacht of bij een luchtvaartmaatschappij, maar raakt op school nooit een toestel aan.”
Volgens Van Grieken is het opleiden zonder praktijkonderwijs mogelijk doordat in Nederland de opleidingen losgekoppeld zijn van de praktijk. “Alleen de theorie wordt getoetst. Als VTOC mogen we examens afnemen die vallen onder de strenge internationale Part-147 regelgeving. Andere scholen hebben dat privilege niet, maar maken gebruik van erkende examinators die alleen even langskomen om de examens af te nemen. Die slagingspercentages daar zijn dramatisch. Als je heel hard leert is het wel mogelijk om het papiertje te halen, maar dan mis je nog steeds die belangrijke praktijkkennis.”
Een groot risico voor de vliegveiligheid loopt Nederland niet, zegt Van Grieken. “Je krijgt niet direct vanuit de schoolbanken de verantwoordelijkheid over vliegtuigonderhoud. Eerst loop je mee met ervaren collega’s en kun je de praktijk afkijken. Maar daar zit nou juist het probleem. De werkdruk onder de technici is al erg hoog. Zij zitten er echt niet op te wachten om ook nog eens alles te moeten uitleggen aan jongens die nergens van weten. De basisvaardigheden moet je op school hebben gehad.”
Bij VTOC ‘Fokker’ wordt de opleiding van de studenten en cursisten betaald door de werkgever of aanstaande werkgever. De belangrijkste opdrachtgever is de Koninklijke Luchtmacht, die elk jaar de opleiding van 105 toekomstige arbeidskrachten bekostigt. Vanuit de burgerluchtvaart worden jaarlijks ongeveer tweehonderd mensen die al bij een bedrijf werkzaam zijn naar VTOC gestuurd. Deze cursisten volgen een theoretische cursus van tien weken en doen vervolgens examen. Een basisopleiding voor toekomstige onderhoudsmonteurs in de burgerluchtvaart is er bij VTOC niet. “Dat is te duur voor de luchtvaartbedrijven”, zegt Van Grieken. “En de interne vakscholen bestaan niet meer. Voor zo’n opleiding ben je dus aangewezen op de bekende ROC’s. En daar is de praktijk tijdens de schooljaren niet geborgd. Een onwenselijke zaak, als je het mij vraagt.”
Van onze redactie
Van een plotselinge ommezwaai in het opleidingsniveau is geen sprake, erkent Van Grieken. Toch stelt de directeur van de voormalige Fokker-vakschool dat er sprake is van een ‘zorgwekkende ontwikkeling’.”Wij hebben geschoold personeel in huis, uiteraard ook ex-werknemers van Fokker. Op andere opleidingsinstituten voor luchtvaarttechnici kunnen ze niet aan gekwalificeerde docenten komen.”
De gevolgen van die situatie raken het VakTechnisch OpleidingsCentrum (VTOC) ‘Fokker’ niet direct. Maar ze zijn wel merkbaar in de luchtvaart, zegt Van Grieken. “Er worden jonge mensen opgeleid zonder praktijkonderwijs. Die moeten na een paar jaar theorie aan vliegtuigen gaan sleutelen. Maar dat is natuurlijk leren zwemmen uit een boekje. Ik krijg geregeld ouders van studenten aan de lijn die me vragen wat ik voor ze kan betekenen. Hun kind wil graag vliegtuigtechnicus worden bij de luchtmacht of bij een luchtvaartmaatschappij, maar raakt op school nooit een toestel aan.”
Volgens Van Grieken is het opleiden zonder praktijkonderwijs mogelijk doordat in Nederland de opleidingen losgekoppeld zijn van de praktijk. “Alleen de theorie wordt getoetst. Als VTOC mogen we examens afnemen die vallen onder de strenge internationale Part-147 regelgeving. Andere scholen hebben dat privilege niet, maar maken gebruik van erkende examinators die alleen even langskomen om de examens af te nemen. Die slagingspercentages daar zijn dramatisch. Als je heel hard leert is het wel mogelijk om het papiertje te halen, maar dan mis je nog steeds die belangrijke praktijkkennis.”
Een groot risico voor de vliegveiligheid loopt Nederland niet, zegt Van Grieken. “Je krijgt niet direct vanuit de schoolbanken de verantwoordelijkheid over vliegtuigonderhoud. Eerst loop je mee met ervaren collega’s en kun je de praktijk afkijken. Maar daar zit nou juist het probleem. De werkdruk onder de technici is al erg hoog. Zij zitten er echt niet op te wachten om ook nog eens alles te moeten uitleggen aan jongens die nergens van weten. De basisvaardigheden moet je op school hebben gehad.”
Bij VTOC ‘Fokker’ wordt de opleiding van de studenten en cursisten betaald door de werkgever of aanstaande werkgever. De belangrijkste opdrachtgever is de Koninklijke Luchtmacht, die elk jaar de opleiding van 105 toekomstige arbeidskrachten bekostigt. Vanuit de burgerluchtvaart worden jaarlijks ongeveer tweehonderd mensen die al bij een bedrijf werkzaam zijn naar VTOC gestuurd. Deze cursisten volgen een theoretische cursus van tien weken en doen vervolgens examen. Een basisopleiding voor toekomstige onderhoudsmonteurs in de burgerluchtvaart is er bij VTOC niet. “Dat is te duur voor de luchtvaartbedrijven”, zegt Van Grieken. “En de interne vakscholen bestaan niet meer. Voor zo’n opleiding ben je dus aangewezen op de bekende ROC’s. En daar is de praktijk tijdens de schooljaren niet geborgd. Een onwenselijke zaak, als je het mij vraagt.”
Van onze redactie