Zo vader, zo zoon! Een groot deel van de genen van de vader gaat erfelijk over op de zoon. En dochters lijken in veel opzichten op hun moeders. Het ligt immers voor de hand dat eigenschappen van een oudere overgaan op een jongere. Omgekeerd gebeurt dat eigenlijk niet. Hoewel het misschien helemaal niet zo verkeerd zou uitpakken!
Neem nou de Nederlandse luchthavens. Schiphol positioneert zich als moeder met drie regionale dochters. Rotterdam-The Hague Airport, Eindhoven Airport en Lelystad Airport zijn (deels) eigendom van de nationale luchthaven. Waar Schiphol prijzen uit het buitenland toegeworpen krijgt, zoals onlangs van de internationale luchthavenvereniging ACI, zien we het verschijnsel dat bijvoorbeeld Rotterdam-The Hague Airport een prijs in de wacht sleept onder nationale reizigers. Zo moeder, zo dochter!
Dit lijkt echter ook een signaal. Terwijl de nationale luchthaven als motto voert dat het internationaal ‘Europe’s Preferred Airport’ wil zijn, lijkt het dat nationaal steeds minder te zijn. Voor reizigers die in Nederland opstappen is dat ook niet zo gek. Kenmerk van de regionale luchthavens is toch dat ze beter bereikbaar zijn, dat je voor de deur van de terminal kunt parkeren, dat je snel kunt inchecken en dat je soepel richting de gate kunt. Allemaal punten die bij de moeder als minder worden ervaren, vergeleken bij de dochters.
Zo’n positief oordeel over regionale luchthavens wordt weerspiegeld in een groeiend aantal gebruikers. Waar Schiphol vorig jaar slechts vier procent groei wist te boeken, slaagden de regionale luchthavens (waaronder ook Groningen en Maastricht) erin ruim drie keer zo snel te groeien. Dat verschil kun je natuurlijk verklaren door een wet van de remmende voorsprong op zo’n grote luchthaven. Maar ook daar kun je een signaal in zien. Een signaal dat nog versterkt wordt als we de afzuigende werking van buitenlandse luchthavens net over de grens meewegen.
En dat signaal is dat het meerdere opzichten praktischer, efficiënter, goedkoper en vooral prettiger is om via een regionale luchthaven te reizen. Zelfs al zijn de openingstijden daarvan soms minder ruim dan die van de nationale luchthaven.
Bij een kritische zelfreflectie op Schiphol zou men tot de slotsom kunnen komen dat het loont om te analyseren waarom haar dochters het zo goed doen. Wellicht dat dit op punten leidt tot aanpassingen: ‘zo dochter, zo moeder’! Want de nationale luchthaven wil toch niet alleen voor Europa, maar ook voor Nederland de ‘Preferred Airport’ zijn?
John Jansen
Member of the Board, ATPI