De moderne vliegvelden van de wereld zijn uitgerust met glitzy terminals opgetrokken uit staal en spiegelend glas volgens de laatste designmode. Ergens ver weg van die façade is er dan een vrachtcomplex wat zonder uitzondering gekenmerkt wordt door veelal onooglijke maar praktische gebouwen. Totaal gespeend van enige glamour, mocht de reiziger die nog vinden in de hedendaagse luchtvaart.
Alleen, het vliegveld Borinquen - op de meest noordwestelijke uithoek van het eiland Puerto Rico - valt in geen van beide categorieën. Dit veld ligt er, op kleine variaties na, nog net zo bij als toen het gebouwd werd in de jaren van de Tweede Wereldoorlog. Hoge hangaars met gekromde, bolle daken, een enkele volledig ingestort, waar de stalen spanten als armetierige staketsels de lucht in steken. Ze zien er uit alsof ze gebombardeerd zijn geweest, maar het is waarschijnlijk het resultaat van verval versneld door een orkaan die ooit passeerde.
Als je buiten zo’n hangaar staat, in de stilte van de avond wachtend op Douane, en je luistert goed, dan kan je de stermotoren van de B-17’s en de B-25 bommenwerpers nog vaag horen. Of het huilen van straight jets van een B-52, dinosaurus van de Koude Oorlog. Geesten van een tijdperk voorbij.
Een uurtje na onze aankomst, één uur in de ochtend, bij de meest westelijke hangaar van het veld, racen we van de baan af in een lichte passaatwind, getrokken door zestigduizend paarden. Over de palmbomen van het crewhotel, een groene en nu donkere oase met een zoom van witte branding, razen we de Atlantische Oceaan op. In luttele seconden verandert het beeld van de lichten van bewoonde wereld in de donkerte van de oceaan die naar het noorden de kust van Nova Scotia pas als eerste land ontmoet.
Onze koers is noordoost en zal ruim zeven uur over water gaan, met op een gegeven moment ver naar links Bermuda, en noordelijker en rechts van ons pad de Azoren. De maan is in haar derde kwartier, en kleurt de nachthemel een diep staalachtig blauwzwart. We scheren door ragfijne, dunne wolkjes die feeëriek oplichten, boven een vlakke zee die met de kleur van oud zilver schittert in het maanlicht.
Zwoegend klimt de loodzware vrachtmachine naar de eerste kruishoogte, koersend naar een entree in de straalstroom. De collega’s van dispatch hebben de route voor een groot deel erin kunnen plannen, in deze rivier van wind die in grillige en onwerkelijke bochten zich slingert rond het noordelijk halfrond. Sommige dagen lijkt ze afwezig, soms stroomt ze traag, en soms buldert ze met zulke verschrikkelijke snelheden dat, wanneer ze over het aardoppervlak zou waaien, ze geen steen op de andere zou laten. Een rivier tussen onzichtbare oevers, jagend door denkbeeldige cataracten met snelheden van honderdvijftig tot honderdtachtig knopen - ruim driehonderd kilometer - per uur. Geruisloos boven de hoofden van de aardbewoner. Soms ruw en wild, soms zijdezacht, neemt ze ons mee als een trekvogel richting onze bestemming.
Het maakt uren verschil of je de rivier bevaart in oostelijke of westelijke richting. Ga je west en heb je ‘m tegen, dan wordt het een lange zit, maar nu, mee naar huis, blazend op de staart, jagen we met een snelheid van zo´n dertienhonderd kilometer per uur over de grond gemeten richting ons honk. In een lichtgrijs verleden op de DC-10 was er een boordwerktuigkundige die altijd deuntjes begon te fluiten als de teller boven de zeshonderd knopen uitkwam. Zo´n snelheid is niet zeldzaam, maar als je de stal ruikt gebeurt het nooit vaak genoeg.
Na tien dagen op pad langs Miami, en zomers Santiago op het zuidelijk halfrond, zijn we teruggegaan naar het noorden met een stop in een regenachtig Bogota, door naar Borinquen, om van daar de sprong naar huis te maken. In minder dan acht uur dankzij de windrivier, van zevenentwintig graden, palmen aan witte stranden en een turkooizen zee, naar de donkere kou en sneeuwstormen van de lage landen. Home before Christmas.
Herman Mateboer
Verkeersvlieger