DEN HAAG - Dat hulpdiensten op 28 mei vorig jaar pas vijf uur later bij een neergestorte Cessna 172 op de Tweede Maasvlakte aankwamen, komt onder meer doordat er slecht is gecommuniceerd. De luchtverkeersleiding gaf aanvankelijk aan de kustwacht door dat de Cessna ergens op zee zou moeten zijn, zodat de eerste uren alleen daar werd gezocht.
Dit blijkt uit onderzoek dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) deed naar het ongeluk, waarbij de vier inzittenden zwaargewond raakten. De piloot overleed twee weken na het ongeluk aan zijn verwondingen. Of het voor de gewonden had gescheeld als er eerder hulp was gekomen, kan de OVV niet zeggen.
Op de bewuste dag was er laaghangende bewolking en zeemist tot op de grond. De piloot ging bij de Tweede Maasvlakte lager vliegen, waarschijnlijk om beter zicht te krijgen. Daarbij heeft hij niet goed in de gaten gehouden hoe hoog hij vloog en is de Cessna tegen de grond gegaan, concludeert de OVV.
De luchtverkeersleiding (LVNL) gaf eerst een plek door die 3,5 kilometer verwijderd was van de ongeluksplek. Dat kwam doordat ze moest uitgaan van een schatting van de computer van de laatste positie van het toestel. LVNL gaf 2,5 uur na het neerstorten wel de juiste positie door, maar dat leidde niet meteen tot uitbreiding van de zoekactie op land.
Vliegtuigwrak Cessna gevonden bij Maasvlakte
(c) ANP