JAKARTA - Indonesië wil dat zijn bedrijven vliegtuigbrandstof uit palmolie mogen produceren in de Verenigde Staten en Frankrijk, in ruil voor nieuwe Indonesische vliegtuigorders bij Boeing en Airbus. Dat meldt Reuters. Palmolie raakt steeds meer uit de gratie als grondstof voor biofuel vanwege de negatieve gevolgen voor het milieu.
Europese en Amerikaanse maatregelen om de productie van palmolie tegen te gaan zijn het Aziatische land een doorn in het oog. De Europese Unie besloot in juni dat de toepassing van palmolie in brandstof voor de transportsector vanaf 2030 wordt afgebouwd. Eerder dit jaar voerde de Verenigde Staten een torenhoge invoerbelasting in op Indonesische biodiesels.
Indonesië is ’s werelds grootste producent van palmolie, dat geldt als het op één na grootste exportproduct voor het land. Maar voor de palmolieproductie worden tropische regenwouden gekapt, terwijl de toepassing van palmolie in biobrandstof ook een bedreiging vormt voor de voedselproductie.
Indonesische luchtvaartmaatschappijen hebben in de afgelopen jaren honderden nieuwe vliegtuigen besteld bij Boeing en Airbus om de sterke groei van de luchtvaart in dat land bij te benen. Willen beide bedrijven in de toekomst nog meer Indonesische orders ontvangen, dan moeten de Verenigde Staten en Frankrijk de productie van biobrandstof uit Indonesische palmolie op hun grondgebied toestaan, vindt minister van Handel Enggartiasto Lukita.
In het verleden hebben al verkeersvliegtuigen gevlogen op biobrandstof gemaakt van palmolie. Zo liet Boeing in 2008 een Boeing 747 van Virgin Atlantic vliegen op biobrandstof die was gemaakt van palmolie, kokosolie en kerosine. Vanwege de negatieve milieugevolgen raakte de toepassing van dit soort grondstoffen al snel uit de gratie, en wordt duurzame vliegtuigbrandstof nu vooral gemaakt van afvalproducten, zoals afgewerkte bakolie.