“Wat moet de kerstman dit jaar meebrengen?”, vroeg moeder vriendelijk aan kleine Klundert. “Ach, zeg maar niks. Ik heb wel een idee!”, voegde ze er liefdevol aan toe, terwijl ze zijn blonde krullen streelde: “Een mooi nieuw vliegtuig! Dàt wil je. Dat weet mamma wel.”
Klundert ontweek haar liefkozing. Hij was te oud voor dat soort onzin. “Ja. Een mooi, nieuw vliegtuig!” snauwde hij. “Het nieuwste van het nieuwste. Uit Amerika. Vèt. Dat moet ik hebben.”
Een beetje bezeerd zei moeder zacht: “Maar Klundertje, je weet toch dat pappa geen baan meer heeft, en dat ik achter de kassa niet zo veel verdien. Zo’n vliegtuig als jij wilt is wel heel duur! En er zijn toch andere vliegtuigen genoeg? Laatst zag ik een prachtig vliegtuig uit Frankrijk. En eentje uit Zweden. Stukken goedkoper. En je merkt bijna het verschil niet!”
“Ik wel!”, sneerde Klundert: “Ik moet die Amerikaan. En heb het lef niet om straks met die andere rommel aan te komen! Ik ben toch je liefste zoontje? Wil je me dan afschepen met tweede keus?”
“Goed, goed!” zei moeder geschrokken. “Ik ga wel een paar avondjes overwerken. Dat zal wel kunnen. Maar-eh, als je nou dat vliegtuig eens deelt met Norbert en Dennie? Die willen ook net zo’n een vliegtuig. Jullie zijn toch broertjes? Kunnen jullie er samen mee spelen, toch? Dat scheelt behoorlijk in het geld...”
“Ik begin er genoeg van te krijgen”, schreeuwde Klundert overspannen. “Ik wil het nieuwste, uit Amerika, en ik wil het alleen. Het nieuwste, het duurste, uit Amerika. Helemaal alleen voor mij. Vertel dat maar aan die kerstman. En snel een beetje.”
Goof Bakker