Hoe zou KLM er uit hebben gezien als de fusie met Air France nooit had plaatsgevonden? Een nogal zinloze vraag, zegt u? Toch is het belangrijk om dit gedachte-experiment eens te doen. Ik kom er aan het eind van de column op terug.
Twee weken terug vond het Airneth/EAC congres plaats over consolidatie en concurrentie in de luchtvaart. Een belangrijke thema was de vraag of fusies, overnames en allianties nu wel of niet goed zijn voor de consument.
Wat blijkt, in andere sectoren is het consolidatieproces veel verder gevorderd dan in de luchtvaart. In bijvoorbeeld de auto- en muziekindustrie is de markt verdeeld tussen een beperkt aantal spelers. Voor de luchtvaartmarkt hebben we onze mond vol over consolidatie in de luchtvaart, maar in feite is op wereldwijde schaal sprake van een sterk versnipperde markt met heel veel luchtvaartmaatschappijen.
Het ligt dan ook voor de hand te concluderen dat er nog wel ruimte is voor meer consolidatie: meer fusies, meer joint ventures en meer alliantievorming. In een concurrerende markt kunnen airlines door middel van schaalvergroting kostenbesparingen realiseren. Die kostenbesparingen komen - als het goed is - uiteindelijk terecht bij u, de consument. Zo claimde BA-Iberia na vijf jaar een kostenbesparing te kunnen realiseren van 250 miljoen euro en meldde Air France-KLM destijds een kostenbesparing van 400 tot 500 miljoen euro over eenzelfde periode. Dergelijke kostenbesparingen zijn uiterst welkom in een markt waar de marges klein zijn.
Bovendien kunnen maatschappijen door middel van fusies en allianties een groter routenetwerk en beter serviceniveau bieden. Bijvoorbeeld omdat u met uw frequent flyer pas op veel meer vluchten miles kunt verdienen. Of omdat vluchtschema’s van voormalige concurrenten op elkaar worden afgestemd.
Maar consolidatie is niet alleen maar een jubelverhaal.
In de eerste plaats is het niet zo relevant dat op wereldschaal de luchtvaartmarkt versnipperd is onder vele spelers. Wat van belang is voor de reiziger, is hoeveel spelers er op het niveau van de individuele herkomstbestemmingsmarkt zijn. Met andere woorden, in hoeverre is er voldoende concurrentie tussen Amsterdam en Parijs, of tussen Londen en Chicago? Dat concurrentieniveau is uiteindelijk van belang voor de vraag of de reiziger zich blauw betaalt of een mooie deal heeft.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Europese Commissie bij iedere fusie beoordeelt op welke markten/routes een gefuseerde luchtvaartmaatschappij een zodanig marktaandeel krijgt dat dit ten nadele zou kunnen zijn van de consument. Als een airline op een route na een fusie te dominant dreigt te worden, dan moet de luchtvaartmaatschappij luchthavenslots vrijmaken voor nieuwe concurrenten. Voor de Air France-KLM fusie gelden deze zogenaamde remedies bijvoorbeeld voor de route Amsterdam-Parijs. Maar ook de Lufthansa-Austrian en de Iberia-Vueling-Clickair merger kent dergelijke regelingen.
In de tweede plaats zijn er vraagtekens te plaatsen bij de kostenbesparingen. Hubert Horan, één van de sprekers tijdens het Airneth/EAC congres en uitgesproken criticaster van consolidatie in de luchtvaart, meldde dat er geen onafhankelijke, wetenschappelijke studies zijn die de kostenvoordelen van fusies tussen luchtvaartmaatschappijen hebben aangetoond. Ook is de vraag in hoeverre de kostenbesparingen daadwerkelijk worden doorgegeven aan de consument dan wel in de zakken van de airlines verdwijnen. Tot slot stelt diezelfde Horan dat de transatlantische joint ventures en allianties het afgelopen decennium tot flinke ticketprijsstijgingen hebben geleid ten nadele van de transatlantische reiziger.
Nu kom ik terug op het gedachtenexperiment uit het begin van deze column. Had KLM zonder fusie met Air France stand-alone op dezelfde schaal kunnen voortbestaan, met hetzelfde wereldomspannende netwerk? Of zou zich een Kopenhagen/SAS-scenario hebben voltrokken waarbij het intercontinentale en Europese netwerk geleidelijk zou zijn afgebouwd en gerationaliseerd? En Swiss? Of Austrian? Zegt u het maar.
Op dit punt gaat de argumentatie van Horan mank: weliswaar kan consolidatie op specifieke markten tot prijsstijgingen leiden ten nadele van de consument, maar de vraag is minstens zo belangrijk of het pakket aan bestemmingen en frequenties (netwerkkwaliteit) behouden had kunnen blijven, wanneer de fusie niet zou hebben plaatsgevonden.
Guillaume Burghouwt
Directeur Airneth