AMSTERDAM - De juridische bescherming die noodlijdende vliegmaatschappijen in de Verenigde Staten ontvangen is een pure vorm van protectionisme. Dat zegt Keijo Suila, de inmiddels voormalige president-directeur van Finnair, in een interview met Telegraaf-journalist Arnold Burlage. Suila plaatst ook kanttekeningen bij de opkomst van maatschappijen uit het Midden-Oosten. De Fin vertrok afgelopen weekend bij de nationale luchtvaartmaatschappij van het Noord-Europese land.

In het interview met de Telegraaf zegt Suila dat ‘protectionisme en andere vormen van staatssteun eerlijke concurrentieverhoudingen in de luchtvaart in de weg staan’. De zogenoemde Chapter-11 status die noodlijdende maatschappijen in VS krijgen, is volgens Suila een voorbeeld van protectionisme. Maatschappijen die onder Chapter-11 fungeren, krijgen bescherming van buitenaf en kunnen zonder invloed van schuldeisers reorganiseren. Op dit moment vallen onder andere United Airlines, Delta Air Lines en Northwest Airlines onder de bescherming van Chapter-11. “Het kan niet anders of er moeten één of meer van de grote maatschappijen in de VS verdwijnen”, zegt Suila in de Telegraaf.

De ex-topman van Finnair plaatst bovendien vraagtekens bij de enorme opmars van luchthavens en vliegmaatschappijen in het Midden-Oosten. “De vraag is wie dat allemaal financiert en met welk doel. Is dat ook niet een vorm van staatssteun waartegen wij vanuit Europa met ongelijke middelen moeten opboksen? Wie onderzoekt dat en wie treedt daar tegenop, met welke middelen?”, vraagt Suila zich af.

Keijo Suila (60) is opgevolgd door Jukka Hienonen, die als vice-president actief was bij de Finse handelsmaatschappij Stockmann Oy.