DEN HAAG - Begin deze maand verdween de Pakistaanse activist Karim Khan plotseling. Hij werd naar eigen zeggen dagen "gemarteld en misbruikt". Woensdag pleitte hij in de Tweede Kamer tegen Amerikaanse aanvallen met drones op Pakistaanse doelen.
Khan weet nog steeds niet wie de circa twintig man waren die hem meenamen uit zijn huis in Rawalpindi. Hij werd naar verschillende plaatsen gebracht en daar ondervraagd en geslagen. Ze stelden "vreemde vragen". Zonder de internationale steun "zat ik hier niet", aldus Khan. Ook de Nederlandse regering vroeg Pakistan om opheldering na zijn verdwijning. Vrijdag werd hij vrijgelaten door zijn ontvoerders. Ze lieten hem geblinddoekt achter in de buitenwijken van de Pakistaanse hoofdstad Islamabad.
Juridische strijd
Khan heeft zijn broer en zoon verloren door een drone-aanval in 2009. Sindsdien voert hij actie tegen de aanvallen waarbij volgens hem en mensenrechtengroepen honderden onschuldige burgers zijn omgekomen. Hij is ook een juridische strijd begonnen om ze te stoppen.
"Het is ongelofelijk dat nog in de 21e eeuw kan", aldus Khan. Volgens hem worden Amerika en zijn bondgenoten door de aanvallen met de onbemande vliegtuigjes niet veiliger en hebben de meest slachtoffers "niets van doen met extremisten of de Taliban''.
Contraproductief
Volgens Khans advocaat Shazad Akhbar werken de aanvallen juist contraproductief. "Ze helpen alleen het extremistische kamp." Ook journalist Noor Behram die onderzoek doet naar de aanvallen in Noord-Waziristan, ziet de bevolking radicaliseren en maakt zich daarover grote zorgen. "Drone-aanvallen zijn fabrieken die zelfmoordaanslagen produceren.''
De Pakistaanse regering zegt tegen de aanvallen te zijn, maar geeft er volgens anderen al jaren stilzwijgend haar goedkeuring aan. Onder president George W. Bush begonnen de Amerikanen met drone-aanvallen in Pakistan en Afghanistan tegen leden van al-Qaeda en de Taliban. Barack Obama zette dit beleid voort en breidde het later ook uit naar andere landen zoals Somalië en Jemen.
(c) ANP