FRANKFURT - Een Airbus A330 van Lufthansa heeft vorige maand een transatlantische vlucht gemaakt met een beschadigd staartstuk zonder dat de bemanning dit in de gaten had. Dit hebben de Duitse luchtvaartautoriteiten woensdag onthuld. Het toestel vloog tussen Chicago en München en moet tijdens de take-off met de staart de grond hebben geraakt.
Dit bleek echter pas bij de gebruikelijke inspectie van de kist na aankomst in Duitsland. Niemand aan boord van de Airbus had gemerkt dat er bij vertrek sprake was geweest van een zogenoemde ‘tail strike’. Drie of vier stukken van de staart van de A330 kwamen daardoor los te zitten, zo zei de Duitse onderzoeksraad voor luchtvaartongelukken, de BFU, woensdag.
Een tail-strike is geen zeldzaamheid en heeft gewoonlijk plaats als het vliegtuig te snel en te scherp optrekt. Het overkomt Duitse vliegtuigen twee tot drie keer per jaar, volgens de BFU. De standaard reactie van de piloten - mits ze zich ervan bewust zijn - is om de cabinedruk niet te verhogen en meteen terug te keren naar de dichtstbijzijnde luchthaven.
JAL 123
Bij een volledige cabinedruk (pressurization) lopen beschadigde delen van de romp van een vliegtuig het gevaar weggeblazen te worden. De grootste vliegramp in de luchtvaartgeschiedenis - met één toestel - had plaats om deze reden. Een Boeing 747 van Japan Airlines (JAL) raakte in 1978 beschadigd door een tail strike. De reparatie van een staartstuk (rear pressure bulkhead) gebeurde vervolgens ondeskundig.
Pas zeven jaar later, in 1985, leidde dit tot een ramp toen door het drukverschil op kruishoogte het bulkhead van de bewuste JAL-Boeing (vluchtnummer 123) scheurde. Door de klap en decompressie raakten de staart en vitale besturingssystemen beschadigd. Het toestel was daarna onbestuurbaar. Bij de crash verloren 520 mensen het leven, vier inzittenden overleefden.
Van onze redactie