Rapport: Militair en burgerluchtverkeer scheiden

8 april 2004 - 2:00
DEN HAAG - De ministers van Defensie en Verkeer en Waterstaat moeten maatregelen nemen om snel vliegend militair straalverkeer en het langzame burgerluchtverkeer van elkaar te scheiden. Deze aanbeveling doet de Raad voor de Transportveiligheid in het rapport over de botsing van een Belgische F-16B met een ultra-light vliegtuig, op 24 april 2002 boven het Groningse Sellingen. Het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Raad, met ondersteuning van de Belgische Onderzoeksdienst voor Luchtvaartongevallen. In de beschouwing bij het rapport herinnert de Raad eraan dat in het rapport van december 2001 over de botsing tussen een Nederlandse F-16 en een particulier vliegtuigje boven Etten-Leur al een zelfde aanbeveling werd gedaan. Volgens het rapport heeft de minister van Defensie de aanbeveling uit dat rapport, om de vlieghoogte voor militaire toestellen te reglementeren, binnen enkele maanden opgevolgd door het instellen van een minimum vlieghoogte van 1.200 voet, met uitzondering van gepubliceerde laagvliegroutes en laagvlieggebieden. Daarbij is het echter niet gekomen tot de instelling van een bufferzone tussen hoog en laag vliegende toestellen. Vlieghoogte F-16 In een bufferzone zou een toestel dat door omstandigheden onbedoeld iets lager komt dan de vastgestelde hoogte, nog steeds verwijderd blijven van het voor de langzame burgerluchtvaart gereserveerde luchtruim. Uit het onderzoek naar het ongeval boven Sellingen, waarbij de Nederlandse bestuurder van het ultra-light vliegtuigje en één van de beide Belgische F-16 piloten om het leven kwamen, is gebleken dat het militaire vliegtuig op het moment van de botsing vloog op een hoogte tussen 961 en 1.127 voet. De minister van Verkeer en Waterstaat volgde de tot haar gerichte aanbeveling, het verplicht stellen van transponders in alle gemotoriseerde vliegtuigen, kort na het ongeval boven Sellingen alsnog op. Transponders zenden signalen uit die het overige vliegverkeer in staat stellen een langzaam burgervliegtuig eerder te ontdekken dan 'op zicht' mogelijk zou zijn. Overigens geldt de transponderverplichting niet in het gehele Nederlandse luchtruim en zijn niet-gemotoriseerde vliegtuigen ervan vrijgesteld. See-and-avoid In het rapport stelt de Raad vast dat het gebruikelijke uitgangspunt dat in ongecontroleerd luchtruim piloten elkaar moeten kunnen zien en vervolgens uitwijken ('see-and-avoid'), niet altijd bruikbaar is. Zeker bij hoge snelheden heeft de piloot van een snel straalvliegtuig geen tijd om adequaat te reageren. Als hij met het blote oog een stipje ontwaart, kan hij niet meer tijdig uitwijken. Ook boven de andere NAVO-landen zou een volledige scheiding van snel en langzaam luchtverkeer moeten worden doorgevoerd, aldus de Raad.
Copyright Reismedia BV 2024 - Cookieinstellingen