“Ey joh! We lopen langzaam leeg, heb ik het vermoeden. Kijk jij eens?”
-“What the… Yep, affirm, girl. Oké, maskers op! Emergency descent!” Onze taken splitsen zich vanaf dit moment, en een ieder heeft zijn eigen vastgelegde volgorde van afwerken van deze items. Straks, wanneer we het grote gedeelte onder controle hebben, steken we de koppen weer bij elkaar en denken we verder.
Op tienduizend voet besluiten we onze maskers af te zetten. We zijn immers op een hoogte aangekomen waarop er voldoende zuurstof is om zonder masker te ademen. We checken elkaar en bellen naar de cabine om te vragen hoe het met hen en de passagiers gaat. Een halve minuut later is dat geregeld en willen we de nadering voorbereiden. En juist precies op dát moment, houdt ook nog motor nummer 2 ermee op. Resoluut roept m’n captain dat ik door de checklists moet gaan. Ik bevestig dit en kijk even snel naar links. Ik zie een blonde lange wilde paardenstaart, nogal verfomfaaid van dat masker, en grote blauwe ogen die niks verraden. Maar we hebben even dat contact. Dat mini-dingetje. Ze kijkt scheel naar me, blaast een klein zuchtje en ik glimlach. Direct zijn we weer terug in de focus. We zekeren de motor, hebben vast alle noodtroepen geregeld voor straks na de landing, -want, ohja, iemand kreeg nog even een hartaanval- en m’n captain zet de simulator prachtig neer.
Mijn crewmaat is ook een vrouw. Type meisje-meisje, net als ik. Zonder mascara duiken wij die cockpit niét in. Grappig dat ik me pas tijdens die motorstoring realiseer dat we met z’n tweetjes aan het sturen zijn. Als twee vliegers, maar ook als twee vriendinnen. Gisteren zaten we nog samen te oefenen bij mij thuis met cockpitposters aan de muur. Samen diezelfde weg afgelegd om nu daar te zitten waar we zitten.
Er zijn nu eenmaal minder vrouwelijke vliegers dan mannelijke. En ja, dus zul je eerder opvallen. M’n crewmaatje heeft nu eenmaal wimpers tot op haar rug en altijd een blonde staart. Had ik bij m’n vorige company nog een bijnaam, heet ik hier nu ‘Die-lange-met-die-vlecht’. En yep, je wordt wel ‘one of the guys’. Dan gaan ze eerst even testen hoe ver ze met je kunnen gaan; of je ook ‘de-ballen-uit-je-blouse’ (‘Hè hè hè!’) vliegt, of ze jou wel de kaart kunnen toevertrouwen of dat je dan juist ondersteboven de route erin tekent, en of het waar is dat vrouwen nooit scheten laten. (Dat sowieso. Púre waarheid). Vervolgens ben je dan geslaagd, bespreek je met z’n allen de route en het weerbericht van die dag, bestel je benzine en is het ijs onderling gebroken. Tevens ben ik dan gepromoveerd tot eerste aanspreekpunt wanneer het gaat over vrouwenparfum kopen in een buitenlands dutyfree airportshopje. “
Stop maar! Zet ‘m hier maar stil!” De instructeur laat weten dat ’t erop zit.
We zetten de kist midden op de baan neer, handrem erop, en we mogen uitstappen. De halfjaarlijkse sim-check is weer een feit. Nog wat papierwerk en we rijden samen, met de raampjes open en keiharde muziek aan, naar de McDonalds. Via de McDrive, waar ik vervolgens half uit de bijrijdersdeur hang om m’n captain met haar knalroze designer zonnebril om de stoeprandjes heen te navigeren. Hamburgers eten op hakken, met uitzicht op kerosine vretende kisten.
Christa Kloosman
[email protected]