ARLINGTON - De Amerikaanse president Joe Biden zal zijn staatsbezoeken – en andere reizen - voorlopig nog in de oude Air Force One afleggen. De levering van de nieuwe toestellen loopt een jaar vertraging op door problemen bij een toeleverancier.
De vertraging is door de opdrachtgever, het Amerikaanse ministerie van Defensie – ‘het Pentagon’ - bekendgemaakt. De verwachting is nu dat de twee nieuwe, gemodificeerde Boeing 747-8’s eind 2025 in gebruik worden genomen: lang nadat de termijn van de huidige president is verlopen.
De staatssecretaris van Defensie, Darlene Costello, maakte tevens bekend dat de toestellen circa 500 miljoen Amerikaanse dollars duurder uitvallen dan de contractueel overeengekomen 3,9 miljard dollar.
De vertraging komt niet als een verrassing: in april jongstleden werd al bekend dat Boeing in de clinch lag met toeleverancier GDC Technics. Dat Texaanse bedrijf werkte in opdracht van de vliegtuigbouwer aan de Amerikaanse regeringsvloot, en vroeg in april surseance aan. Die stap werd gezet nadat Boeing en GDC elkaar in maart het leven zuur begonnen te maken omtrent de afwerking en levering van de twee nieuwe Air Force One-vliegtuigen, waarvan de naam officieel Boeing VC-25B is.
De vervangers van de Air Force One’s liepen na het sluiten van de deal tussen de regering-Trump en Boeing in 2018 niet eerder vertraging op. Boeing kampt de afgelopen tijd echter met meer tegenslagen, zowel in de ruimtevaart-, defensie- als verkeersvliegtuigendivisie. Na vragen van de Amerikaanse luchtvaartautoriteiten schortte de fabrikant de leveranties van de populaire 787 Dreamliner vorige maand nog op.