Of ik nog een pensioencolumn wilde schrijven. ‘Ja natuurlijk’, verliet mijn mond voordat mijn hersenen enige zeggenschap konden inbrengen. Die mochten zich later breken over de inhoud. ‘Prachtig vak’, ‘de hele wereld gezien’, ‘mooie mensen mogen ontmoeten’, ‘de fakkel overdragen’ en meer van dien aard liggen dan om de hoek van de tekstverwerking, maar die vlag dekt voor mij de lading niet. ‘Wat dan wel?’ gonsde het negen maanden lang door mijn hoofd. Hoe kan je het antwoord van een vliegcarrière-lang afgedekte lading in woorden vervatten?
In Tsjechië kwam de middernachtelijke bevalling tijdens de Euroglide 2018, waar ik een paar dagen met een zweefvliegaanhanger achter twee deelnemende gepensioneerde collega-klasgenoten van de Rijksluchtvaartschool 79-1 aanreed. In noodtempo gedwongen het zweefvliegtuig volgend welke in moordthermiek voortsnelde doorkruiste ik met de auto, samen met nog een pensionado, delen van Europa die ik voorheen alleen maar vanaf tien kilometer hoogte kende, me op weg naar Kuala Lumpur of Singapore afvragende wat er allemaal beneden me lag in het vaak mysterieuze duister van de nachtelijk lange vluchten. Ook Tsjechië was zo’n voorheen achter het ijzeren gordijn schuilende, in later jaren overvliegbare, vraag.
Eerder die dag hadden de twee zweefvliegers voor de tweede keer op rij een fenomenale afstand afgelegd en waren we in de achtervolging vanuit Noord-Duitsland via Polen naar een klein in onbruik geraakt vliegveldje dichtbij de Tsjechisch-Slowaakse grens. De 700 kilometer van die dag brachten ons pas tegen middernacht weer bij elkaar op een begraste hoek voor de hangar waar we de tentjes opzetten vlakbij het zweefvliegtuig. De andere drie pensionado’s stortten zich na hun door verhalen geflankeerde biertje al snel in hun slaapplaats om de volgende dag weer vroeg op pad te kunnen gaan. 45.000 lijndienstvlieguur ging snurken; ik daarentegen sluit de dag altijd napeinzend af met sigaar.
Zo begaf ik me lopend via de taxibaan naar de oude startbaan die in het maanlicht lag te baden (normaal een doodzonde; dat doe je niet en zéker niet met een aangestoken sigaar, maar deze startbaan was in onbruik en bovendien was de wel gebruikte grasstrip uiteraard ook niet open op dit nachtelijke tijdstip). Die baan slenterde ik op waarbij er, naarmate ik vorderde, steeds meer en hoger gras tussen de gescheurde betonplaten doorkwam wat er in de loop der jaren was gegroeid en maakte dat de baan minder en minder herkenbaar werd naarmate je je er verder op begaf. Intussen vergleed de ene dag over in de andere in het middernachtelijk zachte duister. Zonder een echt eind te kunnen vinden aan de inmiddels geheel begroeide startbaan draaide ik me na geruime tijd om terug naar de plek waar de taxibaan de startbaan ontmoette, stond stil en staarde om me heen in deze surrealistische omgeving. In de verte blafte een hond en ruiste nog een laatste auto huiswaarts tussen een enkel schaars lichtpunt wat ik eerder vanuit m’n nachtelijke cockpit misschien ooit wel had gezien.
En het was daar; inmiddels aan het eind van die sigaar met mijn twee klasgenoot-collega’s slapend in de verte van een ander universum in deze bewegingloze omgeving onder de sterrenhemel, een hemel waarin ik vaak met een vraag in mijn hoofd langsgetrokken was. Midden op een zacht overwoekerende, in onbruik geraakte startbaan ter hoogte van de taxibaan; het was daar waar uiteindelijk de vlag van de lading viel. Nooit geweten dat ik al die tijd naar mezelf had gekeken terwijl ik mijn blik door de cockpitramen naar buiten richtte in het duister. Stil nam ik een laatste teug, liet het korte eindje sigaar vallen, doofde ‘m met mijn voet waarbij het bandje brak, en zag eindelijk dat ik in het midden stond van wat ik mij altijd afgevraagd had. Met een zwakke glimlach begaf ik me naar mijn tent en legde mijn vlieguren neer.
Paul Melkert
[email protected]