SCHIPHOL - De besluitvorming om een luchtruim boven een snel escalerend gewapend conflict te sluiten of te mijden verloopt te traag. Dat concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid in het onderzoek ‘Veilige vliegroutes – Reageren op escalerende conflicten’.
“In de afgelopen jaren is gebleken dat onwaarschijnlijke scenario’s heel snel realiteit kunnen worden. Uit voorzorg moet een luchtruim boven een risicogebied eerder worden gesloten of vermeden”, zegt Jeroen Dijsselbloem, de voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Het afgelopen decennium stortte twee keer een passagiersvliegtuig neer, getroffen door een grondluchtraket terwijl het boven een conflictgebied vloog. Op 17 juli 2014 stortte vlucht MH17 neer in Oekraïne, op op 8 januari 2020 vlucht PS752 in Iran.
Dat was reden voor de Onderzoeksraad om, mede op verzoek van de minister Van Nieuwenhuizen, nogmaals te kijken naar de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport MH17 Crash en de conclusies van het rapport Vliegen over conflictgebieden.
Luchtruimbeheer
De bescherming van de burgerluchtvaart tegen risico’s van het vliegen over conflictgebieden, ligt in de eerste plaats in handen van het land waar het conflict zich afspeelt. Dit land kan zijn luchtruim geheel of gedeeltelijk sluiten. In het onderzoek stelt de Raad dat dit zelden gebeurt.
Ook Iran hield het luchtruim open toen in januari 2020 het conflict met de Verenigde Staten snel escaleerde. Om dit te verbeteren beveelt de Onderzoeksraad aan om internationale criteria te ontwikkelen wanneer een land het luchtruim zou moeten sluiten.
Verbetering risicoafweging
Naast het land waar het conflict zich afspeelt, hebben de luchtvaartmaatschappijen een eigen verantwoordelijkheid. Toen begin 2020 in Iran de spanningen toenamen, was dit voor airlines geen aanleiding om het luchtruim daar te mijden. Daardoor vlogen vliegtuigen over het gebied met een verhoogd risico.
De luchtvaartmaatschappijen stopten niet met vliegen boven Iran, omdat het risico getroffen te worden door een grond-luchtraket werd beoordeeld als onwaarschijnlijk. Dit terwijl de gevolgen catastrofaal kunnen zijn. Ook landen gaven geen negatief advies voor vliegen boven Iran aan hun eigen luchtvaartmaatschappijen.
De Raad stelt dat mogelijke scenario’s met catastrofale gevolgen meer gewicht moeten krijgen in de risicoafweging van zowel airlines als overheden. Daarnaast kost de risico-inschatting en de publicatie van advies door landen en door de EU nog te veel tijd. De Raad doet aanbevelingen om dit proces te versnellen.
Eigen Nederlandse advisering en vliegverbod
De informatiedeling van de Nederlandse overheid met de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen is volgens de OVV in de jaren na de crash van MH17 aanmerkelijk verbeterd. Maar de Nederlandse overheid beperkt zich tot het verschaffen van informatie en geeft geen advies of legt geen vliegverbod op.
Er ontbreekt op dit moment een wettelijke grondslag voor de minister om een vliegverbod op te leggen boven een bepaald gebied. In andere landen, waaronder belangrijke bondgenoten van Nederland, gebeurt dit wel. De Raad geeft als aanbeveling om te overwegen om de mogelijkheid om een vliegverbod uit te vaardigen in de wet op te nemen.
Lees hier het hele rapport van de OVV.