TERLET - Niet alleen vliegveld Teuge dreigt de dupe te worden van vliegroutes vanuit Lelystad Airport. Ook de zweefvliegers op Terlet bij Arnhem vrezen dat ze in de uitoefening van hun hobby sterk beperkt worden door zowel de voorgestelde als alternatieve routes van en naar de Flevolandse luchthaven.
“Als de vliegroutes van Lelystad doorgaan op de manier waarop ze nu zijn voorgesteld zal dit sterk beperkt worden en zijn de Terlet vliegers veroordeeld tot een ‘rondje rond de kerk'”, zegt Ronald Termaat, Directeur van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL).
De 700 zweefvliegers die vanaf Terlet vliegen vrezen vooral dat het maken van langeafstandsvluchten richting Utrecht, Groningen, Enschede, Venlo of Duitsland onmogelijk wordt door laagvliegende verkeersvliegtuigen die zijn opgestegen vanaf Lelystad of daarnaar op weg zijn.
Zeilboot
“Alle mensen met een zeilboot gaan niet alleen naar hun boot in de haven van Medemblik om in de haven te varen, die willen het IJsselmeer op”, vergelijkt Termaat de zweefvliegsport met de zeilsport. Een langeafstandsvlucht met een zweefvliegtuig duurt zo’n vier uur, waarbij een gemiddelde afstand van 300 kilometer wordt afgelegd.
Terlet is de thuisbasis van veel zweefvliegclubs die hun oorsprong hadden in het westen van Nederland. Door de alsmaar uitbreidende luchtruimtestructuur en het sluiten van vliegvelden kunnen ze daar niet meer vliegen. Zo is de Zuid Hollandse Vlieg Club (ZHVC), die vroeger op vliegveld Valkenburg vloog, uitgeweken naar Terlet. Hetzelfde geldt voor vliegers van de Delftse Studenten Aero Club (DSA) die vroeger op Vliegveld Ypenburg vloog.
Professionele vliegerij
Maarten Baltussen, voorzitter van de Stichting Nationaal Zweefvliegcentrum Terlet (SNZT), stelt dat de sociale en maatschappelijke functie van Terlet niet moet worden vergeten. “Wij leiden de jeugd vanaf veertien jaar op die vaak op die leeftijd ook hun eerste solo start maken. Ongeveer veertig procent van deze jongeren vindt later een baan in de professionele vliegerij bij luchtvaartmaatschappijen.”